Treden er steeds meer politici af in Den Haag?

Na de val van Kabinet-Rutte III omtrent de Toeslagenaffaire (2021), het vertrek van Henk Staghouwer (ChristenUnie) in de zomer van 2022 en de recentelijke overwinning van de BBB tijdens de Eerste Kamerverkiezingen, kan geconstateerd worden dat het de afgelopen tijd op het Binnenhof tumultueus geweest is. Tijdens de turbulente zomer is het Mark Rutte gelukt om Ruud Lubbers voorbij te gaan als langstzittende premier ooit. Dit roept de vraag op of ‘Teflon Mark’ een trend heeft aangewakkerd? Of dat de ‘coalitiemonteur van de jaren tachtig’ met dezelfde problemen kampten, als het aankomt op het gebied van aftreden.

De Dikke van Dale definieert aftreden als: zijn/haar functie neerleggen. Volgens Parlement.com heeft de betekenis van ‘het aftreden’ meerdere conclusies. ‘Voor het vertrek van bewindslieden kan de Tweede Kamer expliciet of impliciet het vertrouwen in bewindslieden opzeggen. Daarnaast kunnen bewindslieden politieke verantwoordelijkheid nemen voor misstanden of hun politieke lot verbinden aan een wetsvoorstel. Bovendien kunnen persoonlijke redenen, een conflict met collega’s over het te voeren beleid of een benoeming in een andere (bijvoorbeeld internationale) functie aan een vertrek ten grondslag liggen.’ Staatgeleerde dr. A.M. Donner gebruikt naar eigenzegge liever een cryptisch metafoor: “aftreden is de zweepslag voor de ambtelijke dienst”.

Is er in het kader van aftreden sprake van een toename? In dit artikel wordt gesproken met een expert en drie oud-politici om te achterhalen of een afname-trend aanwezig is op het Binnenhof. Daarnaast wordt er gekeken welke effecten aftreden heeft op zowel politici als politiek.

“Aftreden is helaas niet zwart of wit. Henk Staghouwer bijvoorbeeld, stapte officieel op wegens persoonlijke redenen. Hij gaf aan niet geschikt te zijn voor de desbetreffende baan. De minister van Landbouw ervoer echter ook zeker politieke druk. Hij ontving namelijk eerder gemeentes en protesterende boeren op zijn stoep die het niet eens waren met het stikstofbeleid en Staghouwer verantwoordelijk hielden. Na zijn eigen aftreden gaf Staghouwer aan zich bedreigd te hebben gevoeld gedurende deze periode. Wanneer niet zo’n enorme heisa was ontstaan rondom dit dossier, was hij naar mijn verwachtingen nu nog gewoon minister geweest. Sommige dossiers zijn nu eenmaal zwaar en zullen voor veel bewindslieden teveel druk met zich meebrengen. Het is daarom te kort door de bocht om te zeggen dat het vertrek van een bewindspersoon, zoals het aftreden van Staghouwer, altijd één specifieke reden moet hebben. Vaak is sprake van een samenloop aan gebeurtenissen”, aldus dr. Anne Bos.

Anne Bos is politiek historicus, verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, aan de Radboud Universiteit. Zij heeft zich gespecialiseerd in parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, in het bijzonder het aftreden van ministers en staatssecretarissen als gevolg van een politiek conflict. Over dit onderwerp schreef zij een dissertatie: Verloren vertrouwen.

Bron: Radboud Universiteit

Zijn er echter gelijkenissen tussen Ruud Lubbers en Mark Rutte? Volgens Bos wel, “Als er ingezoomd wordt op de laatste maanden van Lubbers III dan is het goed zichtbaar dat er een enorme uitloop is geweest van ministers richt andere functies. Dit kabinet was op. Het was dan ook niet opmerkelijk dat ministers net voor de verkiezingen in ’94 hun ambt op zegde bij de Koning. Dat is niets nieuws, hetzelfde was zichtbaar bij Rutte III”, aldus de schrijver van het boek Verloren Vertrouwen. Zij vindt de verschillen echter interessanter.

Bron: Multimedia Center van het Europese Parlement

“Alhoewel, de bewindslieden van kabinet Rutte III in een eerder stadium vertrokken en zich bij Paleis Ten Bosch meldden, geven zij allen persoonlijke redenen aan als reden voor hun vertrek. De tijdsgeest was dan ook anders, gedurende Rutte III ging het economisch gezien relatief slechter met Nederland in vergelijk tot de jaren negentig. Zij die aftraden wilden niet gezien worden als kapitein van een zinkend schip.”

De afbeelding hieronder geeft duidelijk aan dat meer bewindslieden zijn vertrokken onder Rutte dan onder Lubbers. Historicus Anne Bos heeft hier echter een verklaring voor.

“Er zijn meerdere redenen waarom Rutte meer bewindslieden heeft zien vertrekken dan Lubbers. De grootte van een kabinet staat bijvoorbeeld niet vast in Nederland. Kabinet Rutte I moest een kleine slagvaardige overheid zijn met niet al teveel ambtenaren. Dit zou een slechte indruk achterlaten op het volk, althans dat was de gedachtegang. Later kwam men hier op terug en dat is ook goed te zien in de grote van de volgende kabinetten. De kleinere kabinetten hebben er ook toe geleid dat mensen overwerkt raakte. Bruno Bruins (VVD) is het bekendste voorbeeld. In zijn geval kreeg hij teveel verantwoordelijkheid en was zijn departement veel te klein. Een belangrijk verschil met het tijdperk Lubbers is dat departementen veel meer verantwoordelijkheid hebben gekregen. Sommige zitten nog vast in de jaren negentig, maar politici hebben in de tussentijd te maken gekregen met uitdagendere besluiten. Als het gaat om zorg, sport, of onderwijs dan is dat veel complexer dan dertig jaar geleden. Daarvoor zijn meer bewindslieden nodig anders zal je steeds meer politici zien met burn-out klachten.”

Ook al zijn er meer ministers in de afgelopen twintig jaar om politieke redenen afgetreden dan de dertig jaar ervoor, dat betekent niet dat Lubbers vrijuit gaat van kritiek volgens Anne Bos. “In de jaren tachtig en negentig kwam je vaak de term ´plusje plakken ´ tegen. Deze term werd gebruikt wanneer ministers op hun posities bleven zitten die daar eigenlijk niet meer hoorde. Er werd veel binnenskamers opgelost. Hetgeen niet gek is, kabinetten bestonden destijds voornamelijk uit 2 partijen met samen meer dan 100 zetels. Dan is je coalitie veel stabieler, met als gevolg dat je je veel meer kunt permitteren in vergelijk tot een situatie waarbij je minder zetels hebt en een coalitie met meer dan twee partijen in stand wilt houden.”

“Een ander verschil tussen deze twee periodes is dat politiek in Nederland veel harder is geworden. Er wordt veel meer op de man gespeeld vandaag de dag. Niet enkel op het Binnenhof, maar ook zeker op straat en in de media. Het gevolg een soort duivenpost van ministers die komen en gaan. We willen allemaal de beste mensen op de beste posities, maar we vergeten vaak de impact, welke het zijn van een politicus heeft op je leven. Als je dan ook nog eens mensen op je stoep krijgt dan denk je wel twee keer na voordat je de politiek ingaat en dat moeten we denk ik niet willen.”

*voor uitgebreide informatie ‘hover’ met uw muis over de animatie heen of klik op de bolletjes*

Ocean Sand
Infogram

Iets waar tot nu nog niet over gesproken is, het politieke middel, ‘de motie van wantrouwen’. Volgens Anne Bos worden deze geregeld ingediend, maar slechts zelden uitgevoerd. Maar wat is het nu eigenlijk? Middels een motie van wantrouwen spreekt de Kamer uit geen vertrouwen (meer) te hebben in het kabinet. Het beleid van een of meerder bewindspersonen wordt veroordeeld. Hier worden dan ook consequenties aan verbonden, zoals aftreden. Het aftreden door opstappen vanwege politieke druk is iets waar Frans Weekers over mee kan praten.

Frans Weekers was een Limburgse VVD-politicus, die na financieel woordvoerder van de Tweede Kamerfractie te zijn geweest in 2010 staatssecretaris van Financiën in het kabinet-Rutte I werd. Hij bleef dat in het kabinet-Rutte II, maar moest voortijdig aftreden, omdat zijn positie was ondermijnd door ernstige problemen bij de belastingdienst rondom de verwerking van toeslagen, ook wel bekend als de Bulgarenfraude.

Bron: Parlement.com

*item stopt bij 00:36, doorspoelen indien u het gehele item wil gaan bekijken*

BRON: EénVandaag

“Laat ik voorop stellen dat mijn aftreden compleet terecht is. Het orgaan (de belastingdienst) waarvoor ik werkte en waarvoor ik verantwoordelijk was heeft enorme fouten gemaakt. We hebben normale mensen in de steek gelaten en de criminelen toendertijd niet kunnen aanpakken. Ik kon de kamer niet goed uitleggen wat er aan de hand was binnen de Belastingdienst. Mijn collega’s bij de belastingdienst konden me dit overigens ook niet vertellen. Dit was dan ook de reden dat ik gedurende dat fameuze debat zo de mist in ging. Niemand begreep eigenlijk wat er nu precies mis ging binnen de Belastingdienst. Ik voelde de bui al hangen, ook al werd mij verteld dat een eventuele motie van wantrouwen weggestemd zou worden. Ik wilde daar niet op wachten en koos er voor mijn ontslag in te dienen bij de Koning. Wanneer je verantwoordelijk bent voor de schatkist en zo de mist in gaat is aanblijven geen optie ”, aldus de oud-staatssecretaris van financiën.

Volgens Weekers moet er veel meer gedaan worden om te voorkomen dat ministers zich keer op keer aan dezelfde steen stootten. “Wanneer je als minister moet aftreden weet je vrijwel zeker dat je nooit meer terugkeert in de politiek. Aftreden heeft veel impact en niet alleen op jezelf, maar ook op je omgeving. Vlak na het aftreden zijn je collega’s emotioneel en ik werd nog weken na het aftreden door Mark (Rutte) gebeld met hoe het met me ging. Na die weken, wanneer je er echt helemaal uit bent, kom je als het ware in een zwart gat terecht. Het heeft mij een aantal jaren gekost om daar weer uit te komen. In mijn optiek kan de nazorg, wanneer iemand moet aftreden, veel beter geregeld worden. Nu wordt verwacht dat je het allemaal maar zelf oplost, zonder professionele hulp vanuit de kamer.”

Bron: Multimedia Center van het Europees Parlement

Niet alleen bij de nazorg maar ook bij de voorzorg laten ze steken vallen in Den Haag, volgens Weekers. “Erik Wiebes (VVD) die mij overnam heeft nooit een briefing van mij gehad over van wat ik nu verkeerd had gedaan, zodat hij dezelfde fouten niet ook zou begaan. Zo werkt het nou eenmaal als je als minister je post moet verlaten. Je moet alle dossiers uit handen geven en informatie mag met niemand gedeeld worden, dit moet ook anders kunnen naar mijn mening. Nu wil ik niet zeggen dat met mijn hulp de toeslagenaffaire (2021) verholpen had kunnen worden, maar er valt wel iets voor te zeggen dat dit nu 10 jaar heeft kunnen door-sudderen, terwijl nooit te raden is gegaan bij mensen uit het verleden. Dat meer bewindslieden aftreden dan 30 jaar geleden herken ik ook. Maar dan zal je instituten, zoals de belastingdienst, ook hervormd moeten worden anders zullen er in de komende 10 jaar nog meer aftredende ministers volgen dan de afgelopen 10 jaar.”

Of aftreden altijd helpt binnen de politiek, betwijfelt Weekers. “Aftreden moet een zodanig symbolische betekenis hebben. Wanneer een bewindspersoon vertrekt dient dit als een soort shocktherapie voor de omgeving. Een signaal dat er iets radicaal anders moet. Alleen dan is het frappant dat het vorige kabinet (Rutte III) grotendeels terugkeert. Dit was het falen van het hele kabinet, niet enkel de belastingdienst. Aftreden helpt alleen wanneer dit een grote weerslag heeft. Je kunt dus constateren dat aftreden, bij het vorige kabinet, niet gewerkt heeft als een louterende oplossing”, aldus Weekers. Volgens Anne Bos moet aftreden als een soort zuiveringsmechanisme werken, alleen dan kun je als overheid politieke verantwoordelijkheid nemen. Iemand die het daar mee eens is, is Hedy d’ Ancona.

Hedy  d’ Ancona was een belangrijke feministe en vooraanstaand PvdA-politica. Ze werkte bij de VARA en was universitair onderzoeker. Ze leidde bovendien vanaf 1975 een bureau op het gebied van beleidsonderzoek. Ze was Politiek actief als Eerste Kamerlid en is bekend als oprichtster van Man-Vrouw-Maatschappij en redactrice van ‘Opzij’. In het tweede kabinet-Van Agt was zij staatssecretaris van emancipatie en in het kabinet-Lubbers III  minister van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur.

Bron: Parlement.com

“De politieke tijd onder Lubbers en Van Agt was misschien weliswaar minder hard buiten Den Haag, je had geen idioten met fakkels voor je deur staan. Desalniettemin werden er in de jaren tachtig en negentig geregeld driegbrieven gestuurd.” d’Ancona is gedurende het kabinet Lubbers III opgestapt in verband met een andere baan. Volgens de PvdA’er was het einde inzicht voor het kabinet. “De coalitie was echter ook op, evenals het kabinet. Je zag echter wel bij Lubbers als Van Agt dat toen de coalitie opstapte dezelfde mensen niet nogmaals terugkeerden. Dat kon men destijds niet maken. De sfeer binnen de kabinetten, waar ik onderdeel van uitmaakte, was naar mijn mening veel minder dan van wat ik er vandaag de dag van mee krijg. Wanneer Ernst Hirsch Ballin (CDA) en Ed van Thijn (PvdA) moesten opstappen vanwege de IRT-affaire sprak niemand daarover binnen het kabinet. Iedereen ging gewoon door met zijn werk alsof er niks gebeurd was. Dit had niet mogen gebeuren en Ernst & Ed zullen de eerste zijn omdat te erkennen. Maar ik geloof er heilig in dat als de toeslagenaffaire in de jaren negentig plaats had gevonden, je ons allemaal niet meer terug had gezien in de politiek. Dit is mijn inziens de grootste affaire die dit land ooit heeft gekend, waarbij voornamelijk kinderen de dupe zijn geworden van wanbeleid van de overheid. Onbegrijpelijk dat dan de meerderheid van de parlementariërs gewoon terugkeert”, zo meldt d’ Ancona.

Iemand die deze hardheid in de jaren tachtig en negentig ook heeft ervaren is Jan Pronk. “Toen Ernst en Ed moesten aftreden vonden we dat ontzettend jammer, maar ze toonde respect voor de politiek door op te stappen. Vandaag de dag, is dit in mijn ogen, minder zichtbaar.”

Jan Pronk was een bevlogen en emotioneel betrokken PvdA-politicus, die gold als exponent van de linkervleugel van zijn partij. Hij was begaan met wereldwijde armoedebestrijding en deskundig op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. Hij werd in 1989 in het derde kabinet-Lubbers minister van Ontwikkelingssamenwerking. In het tweede kabinet-Kok minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Hij kreeg veel waardering als voorzitter van de Wereldmilieuconferentie. 

Bron: Montesquieu Instituut

BRON: EénVandaag

“De kamer hoort, in eerste instantie, zichzelf in de ogen aan te kijken. Hiermee bedoel ik dat, anders dan dertig jaar geleden, het huidige kabinet niet bestraft wordt voor haar tekortkomingen. De kiezer lijkt zich niets aan te trekken van de toeslagenaffaire. Wanneer zoiets gebeurt in een democratie hebben we een probleem. Aftreden is geen juridisch middel, maar een politiek middel en daarbij heb je de kiezer nodig voor de ultieme afrekening. In mijn tijd, met de hardheid van toen, hadden wij zo’n affaire nooit overleefd. Ik heb dit meegemaakt met (Wim) Kok toen wij moesten aftreden wegens Srebrenica. Wij werden, terecht, afgerekend door de kiezer, want wij (PvdA) gingen van 45 naar 23 zetels. Rutte blijft gewoon zitten met zijn hele club, dat vind ik stuitend. Daarbij durf ik te zeggen dat Den Uyl, Lubbers of Kok het nooit in hun hoofd hadden gehaald om te blijven zitten. Wat Rutte doet is optreden in plaats van aftreden, maar hij is zijn geloofwaardigheid kwijt in het land. Door aftreden serieus te nemen zou Rutte een opening creëren om het vertrouwen in de politiek te herstellen, het is nog maar de vraag of hij daar gehoor aan geeft.”, aldus de oud-PvdA’er.

De tijd zal leren of aftreden in de toekomst nog steeds wordt gebruikt als het zuiveringsmechanisme waarvoor het ooit bedoeld was, als eerder door Bos omschreven. Onmiskenbaar is de stijging in het aantal maal dat wordt afgetreden. Of dit nu positief of negatief is, dient door de lezer te worden bepaald. Voorlopig blijft het kabinet nog op zijn plek zitten en wordt overgegaan tot de orde van de dag in Den Haag.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *